Gisteren in de HEMA, één dame tegen de andere: “Ik raak mijn vertrouwen kwijt in de mensheid. Mensen zijn zó dom.”
De andere beaamde dat volhartig, terwijl ze een vaasje oppakte en het bekeek: “Ja, het is zó lastig tegenwoordig om normále mensen te vinden. Het is alsof de helft van het land gek is geworden.”
Waar zouden ze het over hebben? De zwarte-pieten discussie (die inmiddels trouwens bijna Hollandser is dan het feest zelf) begint ‘pas’ in oktober, dus dat kan het niet zijn. Ze hebben het vast over Corona. En in welk kamp zouden ze dan zitten? In het ‘mensen die 1.5 meter afstand houden zijn aanstellerige schapen’-kamp, of ‘mensen die geen 1.5 meter houden zijn ongeschoolde egoïsten’-kamp? Ik kon niet met zekerheid zeggen of hun afstand van elkaar opzettelijk was, of dat de andere dame gewoon oprecht meer geïnteresseerd was in de fotolijstjes iets verderop.
Meningsverschillen worden nu duidelijker dan ooit. We hebben tegenwoordig het geluk om een grotere verscheidenheid aan mensen om ons heen te hebben, dan mensen ooit hebben gehad. Maar misschien voelt dat niet altijd aan als geluk, of rijkdom. Op Facebook zien we een persoon die dingen roept waarvan onze haren overeind gaan staan. En dan zijn er ook nog 120 mensen die het liken. En nu gaat het niet om een nieuwe Netflix serie, maar het gaat om iets héél belangrijks. Bijvoorbeeld onze volksgezondheid. En hoe belangrijker iets is voor ons, hoe vervelender we het vinden om geconfronteerd te worden met mensen die er anders over lijken te denken. Hoe moeilijker het wordt om ons in te leven in de ander, en nieuwsgierig te zijn naar waarom iemand iets vindt.
En als je duikelt van onbegrip naar onbegrip, dan worden mensen op een gegeven moment steeds starder in hun mening.
We polariseren. Het wordt ‘jij’ tegen ‘mij’. En ‘jij’ bent eerlijk gezegd gewoon een beetje dom. Maar hoe kunnen we komen tot goede oplossingen, als ik ervan uitga dat jij dom bent en jouw mening stom?
Als relatietherapeut ga je niet aan een oplossing werken voordat eerst de band tussen twee mensen hersteld is. Je kunt Niels wel vertellen dat hij z’n kleren in de wasmand moet gooien, maar maakt dat Kim nou echt gelukkiger? Daarentegen, als Kim zich weer geliefd en gewaardeerd voelt, dan maakt die ene sok echt niet meer uit. Mag en begrijp je iemand niet, dan gun je diegene weinig. Heb je een goede band met iemand, dan komen de oplossingen bijna als vanzelf aanrollen. Er is dan plaats voor nuance, voor de gevoelens en zorgen van allebei de mensen. Flexibiliteit verdrijft dan starheid. We zijn beter in staat om goede oplossingen te vinden, als er verbinding is tussen mensen. Dit werkt zo in een koppel, en het werkt net zo in de maatschappij.
Laten we elkaar niet afpraten van elkaars menselijkheid.
Laten we de ander niet ridiculiseren. Niet meteen denken dat iemands mening minderwaardig is. Maar in plaats daarvan erop durven hopen dat de ander goede bedoelingen heeft. Écht wel een goed mens is.
Laten we ons afvragen als de ander iets zegt dat bij ons in slechte aarde valt: wáár maakt die persoon zich echt zorgen om? Kan ik daar begrip voor opbrengen en dat ook teruggeven aan iemand? Uiteindelijk is er meer dat ons verbindt, dan dat ons scheidt. En als we dat weer voelen… dán hebben we vruchtbare grond voor een mooiere wereld, een wereld waarin we samen nieuwe oplossingen creëren. Een wereld waarin de mooiste oplossing dan steeds voelbaarder wordt: namelijk een onderlinge verbondenheid met elkaar.